CONTROLEREN VAN DE STARTVERGRENDELING
Haal de sleutel uit het slot, het controlelampje moet na 10 seconden gaan knipperen.
DIEFSTALBEVEILIGING
Startvergrendeling met codesleutel
De startvergrendeling wordt gestuurd door een sleutel herkenningssysteem . Elke sleutelkop bevat een ingebouwde gecodeerde chip (deze werkt zonder batterij). Bij het aanzetten van het contact wordt een signaal verzonden en gecodeerd terugontvangen ontvangen door een ring om het contactslot en
naar de decoder gezonden. Als de decoder de code herkent kan de auto worden gestart. De startvergrendeling wordt geactiveerd enkele seconden nadat de contactsleutel uit het contactslot is gehaald. Als het systeem actief is knippert een controlelampje op het instrumentenpaneel.
Indien het startvergrendelingssysteem (afstandsbediening of codesleutel) defect is kan het systeem tijdelijk worden uitgeschakeld door het invoeren
van een noodcode, uitsluitend met behulp van de XR25. Deze noodcode kan door de reparateur worden opgevraagd bij de Technische Dienst van de importeur.
N.B. : de reparateur moet de code aan de klant mededelen want het systeem activeert zichzelf als het contact een bepaalde tijd heeft af gestaan.
OPMERKING:
Deze systemen kunnen worden toegepast op motoren met een benzine- of een dieselmotor. Benzinemotor: de startvergrendeling vindt plaats in de rekeneenheid van het inspuitsysteem. Dieselmotor: de startvergrendeling vindt plaats in een gecodeerd afslagventiel (op de inspuitpomp). Bij typen met een afstandsbediening voor de portieren zorgt één enkele decoder voor de startvergrendeling en de afstandsbediening, zonder dat de afstandsbediening enig effect heeft op de startvergrendeling (zie hoofdstuk 88). Het identificatienummer van de sleutelkoppen bestaat in dit geval uit een alfanumerieke code,
beginnend met E of A.
WERKING
Als de startvergrendeling operationeel is (ongeveer 10 seconden na het afzetten van het contact), knippert het controlelampje van de startvergrendeling langzaam (1 knippering/seconde). Nadat u het contact heeft aangezet analyseert de signaalring de sleutelcode en zendt deze naar het multi-tijdrelais. Als de code niet wordt herkend gaat het inspuitingslampje (benzinemotoren) enkele seconden branden om vervolgens uit te gaan. terwijl het startvergrendelingslampje snel gaat knipperen. Als de code wordt herkend door het multitijdrelais zendt het multi-tijdrelais de code naar de rekeneenheid inspuiting/het gecodeerde afslagventiel en laat het lampje van het inspuitsysteem doven (na ongeveer 3 seconden). Op dat moment kan het volgende gebeuren:
De rekeneenheid van de inspuiting (benzinemotor) of het gecodeerde afslagventiel (dieselmotor) heeft geen referentiecode in het geheugen:
- de code die naar de rekeneenheid wordt gezonden wordt opgeslagen in het geheugen.
De rekeneenheid van de inspuiting (benzinemotor) of het gecodeerde afslagventiel (dieselmotor) heeft een referentiecode in het geheugen:
- de code die naar de rekeneenheid (benzinemotor) of het gecodeerde afslagventiel (dieselmotor) wordt gezonden wordt vergeleken met de referentiecode in de rekeneenheid.
- als de codes met elkaar overeenkomen, ontgrendelt de rekeneenheid (benzinemotor) het inspuitsysteem of wordt het gecodeerde afslagventiel (dieselmotor) vrijgegeven en kan de motor worden gestart. Bij het aanzetten van het contact brandt het lampje van het inspuitsysteem (benzinemotor)
gedurende drie seconden en dooft vervolgens om aan te geven dat het systeem goed werkt,
- als de codes niet met elkaar overeenkomen, blijft het systeem geblokkeerd en kan de motor niet worden gestart.
Bij het aanzetten van het contact gaat het lampje van het inspuitsysteem (benzinemotor) knipperen en gaat het inspuitlampje enkele seconden branden en dooft vervolgens. Bij dieselmotoren blijft het startvergrendelingslampje continu branden om aan te geven dat de code niet is herkend. De motor kan niet worden gestart.
N.B.: Voor een goede werking van het systeem mag er geen enkel voorwerp (bijv. sleutelhanger) tussen de sleutel en de ring worden gestoken.
LET OP: Als gestart wordt met een accu met een lage accuspanning is het mogelijk dat de startvergrendeling door de spanningsval opnieuw wordt ingeschakeld. Als de spanning lager is dan 6 Volt kan er niet worden gestart, zelfs niet als de auto wordt aangeduwd.